Hoge Raad bevestigt toepassing Nederlandse regels bij invordering van Curaçaose belastingen

De Nederlandse regels voor de invordering van belastingen kunnen toegepast worden bij de uitleg van Curaçaose regelgeving omtrent invordering – het daadwerkelijke innen van belastingen, waaronder zo nodig ook inbeslagneming van goederen van belastingplichtigen. In een arrest dat op 24 april jongstleden is gewezen – ECLI:NL:HR:2020:798 – heeft de Hoge Raad bepaald dat het concordantiebeginsel, dat inhoudt dat onder meer het burgerlijk recht, het handelsrecht en het burgerlijk procesrecht in Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze moet worden geregeld, ook van toepassing is op de invordering van belastingen.

In beginsel geldt dat het concordantiebeginsel geen toepassing vindt in belastingzaken, tenzij het een aangelegenheid betreft die meer van privaatrechtelijke dan publiekrechtelijke (fiscale) aard is. De Hoge Raad heeft nu besloten dat dat geldt voor invordering van belastingen, en dat het  concordantiebeginsel daarop dus van toepassing is.

Het arrest kan verregaande gevolgen hebben. Op Curaçao geldt op dit punt oude wetgeving, en een Leidraad Invordering – een toelichting op invorderingswetgeving die in Nederland veel duidelijkheid biedt over hoe de Ontvanger wetgeving zal toepassen – ontbreekt. Regels om te komen tot betalingsregelingen en voorwaarden voor kwijtschelding zijn bijvoorbeeld niet beschreven, althans, niet gepubliceerd.

In de betreffende zaak had de eiseres op grond van artikel 8 van de Landsverordening Dwanginvordering (“LVDW”) verzet aangetekend tegen een beslag dat de Ontvanger had gelegd op zaken die aan haar toebehoorden, en die zich bevonden in een pand waarin zowel zij als de belastingschuldige gevestigd was – een zogeheten bodembeslag. 

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie had in 2018 al geoordeeld dat bij de uitleg en toepassing van het betreffende artikel in de LVDW kan worden aangesloten bij de uitleg en toepassing van het vergelijkbare artikel in de Nederlandse Invorderingswet. De Hoge Raad heeft nu dus bevestigd dat dit uitgangspunt juist is, expliciet ook voor invordering van belastingen.

Hoewel dat principiële oordeel in stand is gebleven, heeft de Hoge Raad het vonnis van het Hof om andere redenen alsnog vernietigd. Bepaalde stellingen van de eiseres  zijn niet door het Hof betrokken in zijn oordeel, en het Hof is buiten de grenzen van de rechtsstrijd  getreden waardoor zijn vonnis een zogeheten “verrassingsoordeel” was. Met een verwijzing terug naar het Hof als gevolg.  Voor de eiseres is deze procedure tegen een bodembeslag van augustus 2015 (!) hiermee helaas nog steeds niet tot een einde gekomen. Frustrerend, zeker nu er al een verstekvonnis – de Ontvanger heeft zich in eerste instantie niet gemeld bij het Gerecht in eerste aanleg – is gewezen en de Ontvanger het niet nodig heeft geacht om verweer te voeren bij de Hoge Raad, waarvoor overigens goede redenen aanwezig kunnen zijn.

Begin vorig jaar heeft de Minister van Financiën de Ontvanger nog opgedragen om zorg te dragen voor een (eigen) Curaçaose Leidraad Invordering, een nieuw Handboek Invordering, binnen zes maanden. Hoewel inmiddels meer dan een jaar is verstreken, is er nog niets verschenen.

Met dit arrest van de Hoge Raad kan de rechter in voorkomende gevallen aansluiting zoeken bij de Nederlandse invorderingsregels, hetgeen meer duidelijkheid biedt aan partijen die getroffen worden door invorderingsmaatregelen. Te vrezen valt dat dat de komende tijd zeer geregeld het geval zal zijn.

Contact

+5999 788 8700
+5999 461 8700
info@spigtdc.com

Scharlooweg 29
Willemstad
Curaçao

Route
Member of Terralex Worldwide Law Network